Wellicht herken jij jezelf in de volgende situatie. Je staat midden in het leven en bent op verschillende fronten actief: werk, vereniging, kerkenwerk, vrijwilligerswerk, hobby’s, sport en spel, sociale contacten. Tegelijkertijd steek je ook nog de nodige uren om je contacten via de digitale snelweg te onderhouden. En vergeet vooral niet de mensen die het dichtst bij je staan.
Je probeert alle ballen tegelijk in de lucht te houden, overal op te reageren, alles te doen, gaat van taak naar taak, van vergadering naar vergadering en iedere dag probeer je weer dat nimmer eindigende to-dolijstje af te werken.
Voort, voort, voort. Maar er is altijd meer te doen. Dat je op je laatste benen loopt, mag een ander niet merken. Dat je druk bent, wél. Want als je niét druk bent, hoor je er eigenlijk niet bij. Zo ploeter je maar weer door en doet nog wat harder je best. Stapje harder, tandje erbij, die dingen. En dat herhaalt zich iedere dag. Tegelijk knaagt het gevoel dat je tekortschiet in de dingen die je om handen hebt. In één woord samengevat: drukte. Of tenminste, de gevoelsmatige ervaring ervan.
In het boek Nooit meer druk van Tony Crabbe gaat het over drukte die ons leven bezighoudt. Het blijft niet bij signaleren, maar het boek geeft ook praktische oplossingen die helpen bij het maken van keuzes om deze drukte de kop in te drukken.
Als het gaat over het beschrijven van wat drukte precies omvat, definieert Crabbe dit fenomeen met: “Drukte is het jachtige, altijd gespannen bezig zijn met meerdere dingen tegelijk waardoor we ons laten voortdrijven en overbelast raken. Met drukte bedoel ik het altijd ‘aan’ staan, het voortdurend op je telefoon kijken en het van bezigheid naar bezigheid hollen. Drukte is te veel ballen tegelijk in de lucht houden, is een overvolle agenda, is het dagelijkse gejaag. Het is dwang, concentratieverlies en uitputting.”
Duidelijk. Als een hamster in een tredmolen bewegen we ons voort, maar komen uiteindelijk geen steek verder. Onze aandacht is versplinterd, houden teveel ballen in de lucht en hebben doorlopend te maken met een opgejaagd gevoel. En iedere dag weer drukken we op de repeat-knop.
Maar hoe brengen we druk zijn een halt toe? Crabbe doet een poging daar een antwoord op te geven: “We heffen drukte op door oprecht betrokken te zijn bij wat echt belangrijk voor ons is, door oprecht betrokken te zijn bij gesprekken met mensen om wie we geven, door de tijd te nemen om na te denken, om te vertragen en ons aan het moment over te geven. Door ons bewust te zijn van hoe we onze aandacht gebruiken in plaats van hoe we onze tijd gebruiken, door ons te richten op hoe we denken in plaats van op hoe we produceren, door te streven naar betrokkenheid in plaats van bezit.”
Dat neemt niet weg dat drukzijn een dieperliggend probleem betreft. In een eerder artikel is immers al geconstateerd dat drukzijn een statussymbool is geworden en – vreemd genoeg – niet-drukzijn juist iets is om je voor te schamen. Hoelang is het geleden dat je iemand sprak die vertelde hoe rustig hij het had? Juist, vermoedelijk moest je flink graven om die situatie of persoon weer voor de geest te halen.
Daarom pleit ik – net zoals Crabbe – dat we druk zijn als iets onbelangrijks gaan beschouwen: dat het niet iets is om interessant over te doen, maar wat je met enige schaamte moet bekennen. Daarmee nemen we afstand van het dieper gelegen druk-zijn-denken en komt er tijd en ruimte om je tijd nuttiger en effectiever te besteden. Begin bij jezelf en stop met gedachteloos ‘ja, druk’ te antwoorden wanneer iemand vraagt hoe het met je gaat.
Word daarom de andere norm: de volgende keer dat je met iemand een gesprek start en hebt afgetrapt met de onvermijdelijke vraag ‘hoe gaat het?’ en de ander je zojuist heeft verteld hoe enorm druk hij het heeft, zeg dan eens dat jij hebt besloten om het voortaan wat minder druk te hebben. Zeg dat je hebt besloten om tijd vrij te maken om na te denken, in plaats van maar eindeloos en gedachteloos bezig te zijn. Met de woorden van Crabbe te eindigen: “Waag je buiten de kudde, of geef zelf de richting aan”.