Recentelijk kwam het nieuws dat CDA-coryfee Dries van Agt niet meer is. De discutabele wijze waarop – eveneens vanuit zijn vroegere denkbeelden bezien – laat ik rusten, maar dit alles geeft wel aanleiding om iets op zijn politieke bestaan en met name zijn pleidooi voor het ethisch reveil in te zoomen.
Andreas Antonius Maria van Agt werd in 1931 in Geldrop – de heilige landstede zoals hij het zelf noemde – geboren. Hij was jurist van oorsprong, hoogleraar en rolde als Minister van Defensie pardoes in het eerste kabinet-Den Uyl (daarover straks meer). In zijn biografie, geschreven door Peter Bootsma, wordt deze welbespraakte katholiek omschreven als ‘een geparachuteerde solist, zij het een solist van een uitzonderlijke klasse’. Hij stond bekend om zijn bloemrijke proza en hanteerde voor hem een gebruikelijke omslag in zijn bewoordingen ervoor zorgen dat ‘meerdere kanalen bevaarbaar’ bleven. Hij was Paaps-bourgondisch, eeuwig wikkend en wegend en tevens een wielerfanaat.
Minister van Justitie
Van Agt werd als een geschikte aanvulling gezien binnen de doorgaans linkse ministerploeg die onder ferme leiding stond van de ‘dominee van het socialistische woord’: Joop den Uyl. Dit Kabinet-Den Uyl I was op een tamelijk unieke wijze tot stand gekomen en had een extraparlementair karakter, want de linkse ministersploeg werd aangevuld met confessionele ministers afkomstig uit de KVP en ARP die op persoonlijke titel deelnamen aan het kabinet. Het was een grootse doorbraak in de toen ook al zeer moeizaam verlopen kabinetsonderhandelingen.
Van Agt was één van die ‘buitenstaanders’ van deze regeringsploeg, maar kon op voorhand op waardering van de socialisten rekenen, omdat hij (toen nog) een linkse reuk om zich heen had en daarmee als uiterst passend ervaren werd door dit links georiënteerde kabinet. Naar gelang de tijd vorderde werd hij voor Ome Joop steeds meer een steen des aanstoots, voornamelijk vanwege zijn weinig linkse uitlatingen en dito manier van handelen die steevast een andere richting uitwees dan de premier voor ogen had. Van Agt stroomde links in en stroomde gaandeweg rechts uit. Het bleek een opmaat naar het latere partijleiderschap van het CDA.
Samenwerking met Den Uyl
Over zijn moeizame relatie met Den Uyl wordt uitvoerig in beider biografieën geschreven. Den Uyl beschreef Van Agt als ‘intelligent, vaak ontwapenend, maar bovenal ‘een mysticus in de politiek: Je weet wel wat hem drijft, maar niet waarheen’. Van Agt zei op zijn beurt over de PvdA-voorman: ‘Den Uyl is een man die mij wat doet, bewogen, sterk gemotiveerd, echt bezig met de nood van de mensen zoals hij ze ziet. Hij is ook een vermoeiende man. Ik heb wel eens tegen hem gezegd: Ik heb met jou het gevoel aan een schaakbord te zitten en als je je omdraait zijn de stukken verzet’.
Ethisch reveil
In zijn ministerschap in het Kabinet-Den Uyl I muntte Van Agt de term ‘ethisch reveil’: een benaming voor het streven naar herstel van de christelijke ethiek. Het begrip werd geïntroduceerd toen hij als Minister van Justitie de behandeling van de abortuswetgeving in de Tweede Kamer doormaakte. Later werd het ook ingezet als verkiezingsleus en deed hij hiermee een oproep aan de samenleving om bij allerlei maatschappelijke vraagstukken het houvast te hervinden gebaseerd op christelijke normen en waarden.
Deze wijze van handelen leverde hem waardering op vanuit de (brede) confessionele achterban. Daarmee deed aan klantenbinding. In zijn biografie valt op te maken dat Van Agt’s achterban bestond uit ‘de stille conservatieven’, de apolitieke middenmoot die zich meer zorgen maakte over seks, drugs en geweld dan over sociaaleconomische vraagstukken. Deze groep had zich onder Den Uyl verwaarloosd gevoeld door regering én oppositie.
In die tijd waren de abortusregels nog niet zo los als dat nu het geval is. Sterker nog: in veel gevallen was het zelfs nog strafbaar. Onder bepaalde (hoge) uitzonderingen was het toegestaan om tot abortus over te gaan. Aan het licht kwam dat de abortuspraktijk Bloemenhove zich niet aan de wettelijke regels hield (wat als neveneffect tot gevolg had dat er een toestroom uit het buitenland op gang kwam). Het was buiten de letter der wet en – mede daardoor – een door in het oog voor de man uit de Heilige Landstichting.
Abortusdebat Bloemenhove
Van Agt maakte van het abortusdebat een spektakelstuk en ‘verdedigde’ zich met hand en tand. Zo gaf hij een plastische beschrijving van de werkwijze in Bloemenhove, waar ‘terwijl de patiënte onder narcose is, de vrucht in delen met instrumenten wordt verwijderd waarbij het hoofd wordt stukgekraakt’. Volgens Van Agt was de abortusproblematiek onderdeel van een algehele morele crisis en was er een ethisch reveil nodig. De toon was gezet.
Een andere passage uit dit roemruchte abortusdebat uit 1974 door van Agt zette zijn ferme pleidooi voor een ethisch reveil voort: ‘Niemand van ons kan verwachten dat zich binnen de kring van de artsen niet het algemene culturele verschijnsel voordoet, dat waarden en normen verschuiven en dat er grote onzekerheid bestaat in de kentering van de tijd. Dat is natuurlijk ook in de artsenkring het geval. Daarom is het verre van mij de artsen een verwijt te maken of in gebreke te stellen. Ik constateer, dat hun het houvast is ontvallen. Dat houvast zal moeten worden herwonnen. Naar mijn overtuiging zal er een ethisch reveil moeten komen in de gehele samenleving en niet uitsluitend in de sector van de medici’. Dat dochters van Den Uyl als activistische demonstranten tégen de vermeende sluiting van Bloemehove zich voor de ingang van het pand verzameld handen, zegt genoeg over de onderlinge verhoudingen tussen de premier en zijn Minister van Justitie. Het bleek een opmaat naar een voortdurende strijd tussen deze twee kemphanen.
Ploegen op rotsen
Je kunt je voorstellen dat gedurende periode van het Kabinet-Den Uyl I – met de progressieve wind die stevig waaide – de gemoederen flink opliepen. Aan de andere kant stond Van Agt die zich met zijn ethische en morele bezwaren zich steeds meer ging verzetten. Dat hij daarmee de socialisten flink tegen de haren kon strijken, was een genoeglijke bijvangst.
Zijn steeds moeizamere relatie met de fractie van de PvdA – en met Joop den Uyl, kon hij kenmerkend en stijlvol verwoorden. Zo liet hij zich in een debat ontglippen: “Ik hoop dat dit vermoeiende en boeiende werk te kunnen vervolgen, ook al de liefde verflauwd tussen de progressieve partij en mij. De heer Roethof (woordvoerder van de PVDA) is als de nachtvorst in het voorjaar die schade doet aan de bloemen van politieke genegenheid die bloeien in mijn tuin. Het is dor in mijn hof, maar ik blijf tuinieren”.
Dat tuinieren ging inderdaad door, want pardoes kwam Van Agt uit de bus om de nieuwboren CDA-kar te trekken. Van Agt mocht uiteindelijk opdraven als eerste lijsstrekker van de fusiepartijen KVP, ARP en CHU die samensmolten tot het Christen-Democratisch Appèl. Een novum. Een hoop gekissebis was eraan vooraf gegaan om uiteindelijk met een voorman van Katholieke huize (dus uit het KVP-kamp) te komen. Zijn archaïsche taalgebruik en zijn grondhouding omtrent het ethisch reveil maakte dat hij ook in grote mate geliefd was bij de achterban van de andere confessionele partijen, zodoende dat hij als nummer één op de lijst gezet werd.
Mengsel van speelsheid en ethische ernst
De manier waarop Van Agt in zijn ministerjaren vocht voor ethische principes was manhaftig. Je kon hem beschouwen als een mengsel van speelsheid en ethische ernst. Daarbij is het gezien zijn pleidooi voor een ethisch reveil op z’n zachts gezegd betrekkelijk ironisch op welke wijze hij uiteindelijk tot zijn eind is gekomen. De ontwikkeling van zijn opvattingen hebben in ieder geval niet stilgestaan, om het eufemistisch uit te drukken.
Afijn, op z’n zachts gezegd ging het hier om een persoon met een markante persoonlijkheid. Om toch geheel in stijl af te sluiten: Met gevoelens van de meeste hoogachting,
Benjamin van Marle