Ander daglicht
Shoppen in advent: op het eerste gezicht roept deze titel bij de vluchtige niet direct vraagtekens op, maar een nadere beschouwing hiervan geeft al snel te denken. Shoppen en advent gaan anno nu veelal hand in hand, maar een preciezere uitwerking van deze bewoordingen zet dit alles in ander daglicht.
Het fenomeen shoppen heeft alles in zich om op en top tot de ultieme vervulling van onze hedonische verlangens te komen, terwijl advent (letterlijk: verwachting) heel andere verlangens opwerpt; namelijk het gedenken van de komst van de Heere Jezus Christus naar deze aarde. Een tijdje terug viel mijn oog op het boekje Shoppen in advent van hoogleraar Herman Paul die haarfijn het wezenlijke onderscheid tussen de (dieperliggende) betekenis van ‘shoppen’ en ‘advent’ uitdiept en daarvan een nadere beschouwing geeft.
Reikhalzend uitzien
Menigeen ontkomt er allerminst aan: het romantische gevoel als de decembermaand eenmaal aangebroken is – of alleen de gedachte eraan -, lijkt het hart voor menigeen een paar keer te doen overslaan. Met Sinterklaas als voorproefje wordt vrijwel direct daarna reikhalzend uitgezien naar Kerst. Of tenminste, veelal niet naar de werkelijke bedoeling van Kerst, maar met name een verlangend opzien naar de hele entourage die hieromheen wordt gecreëerd.
Het lijkt ieder jaar nog iets steviger te worden aangezet: alles wordt uit de kast getrokken om tot een onvergetelijke Kerst te komen. Bedrijven en diens reclameuitingen spelen er gretig op in. We worden op alle hoeken van de straat verleid om van alles in huis te halen. Met een geopende portemonnee omarmen we dit ‘spektakel’ en wordt en masse getracht de ultieme kerstbeleving te orchesteren; veelal tevergeefs.
Ongekende kooplust
Shoppen in adventstijd kenmerkt bij uitstek de huidige tijdsgeest waarin we volledig opgaan in het doen van de ultieme kerstaankopen voor een onvergetelijke Kerst; het liefst waarbij we de hoogtepunten van het diner, de befaamde boom, de kitscherige kerststukjes, dé ultieme outfit en de potsierlijke versiering aan de gevels het liefst op de sociale media ten toon spreiden. Want ja, de ogen uitsteken hoort er uiteraard ook bij. Immers, zonder geslaagde foto geen succesvolle Kerst. Afijn, we kopen erop los. Overigens niet alleen rond de kerstperiode.
Ons shopgedrag kenmerkt zich door het winkelen in de fysieke winkelstraat, maar ieder jaar weten we via de digitale snelweg de denkbeeldige voordeur van de middenstander steeds beter te vinden. Het aanbod is eindeloos. Voor ieder wat wils. En daar gaan we maar wat graag op in.
Er is maar weinig wat de deugdmens anno nu beter kenschetst dan ons ongekende shopgedrag. Ons shopgedrag kent – letterlijk – geen grenzen en grenst daarmee aan het buitensporige. Met de aankoop van spullen bevredigen we onze behoeftes, etaleren wie we (willen) zijn, geven we op kortetermijn het geluksniveau een boost en werkt het niet weinig dempend voor een bepaalde leegte die in het hart en leven ervaren wordt.
Kathedraal van consumentisme
Niet voor niets wordt in Shoppen in advent de vergelijking getrokken met een winkelcentrum als het meest opvallende, religieuze gebouw van dit moment. Bij de vraag wat het opvallendste religieuze gebouw in de buurt is, wordt door hoogleraar filosofie James K. A. Smith zonder twijfel benoemd dat dit het winkelcentrum in de buurt is. Hij merkt op: “Het is een kathedraal van glas gewijd aan de religie van het consumentisme. Kleurige vlaggen markeren het winkelcentrum als een gewijde ruimte waar bezoekers hun alledaagse sores even mogen vergeten. Glimlachende vrouwen portretteren op billboars en winkelruiten nodigen mensen uit zich te laven aan het plezier dat shoppen heet”.
Het evangelie dat op deze plekken – de winkelcentra – gepredikt wordt, is dat het ware geluk voor iedereen te koop is. Om nog een extra duwtje in de rug te geven, wordt er voorzien in seizoensaanbiedingen, stapelkorting of de niet te missen Christmas sales. “Op een fundamenteler niveau wordt een ieder uitgenodigd om onszelf te zien als consumenten”, aldus diezelfde Smith. Dat impliceert dat wij mensen onze identiteit ontlenen aan de kleding die we dragen, de spullen waarmee we ons omringen en de ervaringen (etentjes, vakanties) die we beleven. Dit consumentisme appelleert dan weer aan onze verlangens om het goed te hebben, succesvol te zijn en door anderen gezien te worden.
Waar gaan onze verlangens naar uit?
Terwijl het christendom de verlangens van mensen wil richten op God, omdat deze verlangens – volgens kerkvader Augustinus – alleen in Hem tot rust kunnen komen, wil het shoppende, consumerende zelf van zo’n rust niets weten. Integendeel, met alsmaar nieuwe beelden van het goede leven – een nieuwe bolide, een vakantie naar een ver oord of die gloednieuwe walkman – prikkelt consumentisme verlangens tot het oneindige, zodat mensen telkens weer tot nieuwe aankopen worden verleid.
Daarmee kan je concluderen dat deze verlangens diep zijn ingebakken. Verlangens hebben we als mens; die kunnen we niet de kop in drukken. Tegelijkertijd is het wel de vraag waar onze verlangens naar uitgaan. Zolang mensen vervulling van hun verlangens zoeken buiten God, zullen verschillende verlangens gericht op het hier en nu in het leven om voorrang vechten, stelt hoogleraar Paul. Daarbij haalt Paul meerdere malen diezelfde Augustinus aan. Volgens deze voormalige bisschop van Hippo is vooral van belang dat het hier en nu als een tijd van uitzien getypeerd wordt. Het seaculum – een temporeel begrip dat doorgaans als ‘wereld’ wordt vertaald – is een tijd van advent; van ‘leven in verwachting’. Het is een tijd waarin christenen leven in een karakteristieke spanning tussen wat zij hier en nu ontvangen – de voorsmaken van Gods koninkrijk en datgene wat in dit saeculum nog uitstaat – Gods koninkrijk in volle luister.
Om met woorden van hoogleraar Paul af te sluiten: “Het relativeert het geringe en bedrieglijk geluk van deze wereld ten gunste van het eeuwig heil dat God bereidt. Omdat van dit heil nog slechts glimpen zichtbaar zijn, bevindt verlangen naar God zich in een karakteristieke spanning tussen ‘reeds’ en ‘nog niet’. En dan komen we uit bij Advent: Verlangen hoort bij die voorbijgaat, maar rijkt voorbij het saeculum, hunkerend naar Christus’s adventum”.