Wellicht herken je de volgende situatie wel. Je collega vraagt bij aanvang van een digitale meeting hoe het met je gaat. Zonder aarzeling antwoord je direct met “ja, druk”. Neen, ‘gewoon’ aangeven hoe het met je gezondheid gesteld is, lijkt inmiddels geen onderdeel meer van antwoordmogelijkheden uit te maken. Dat je aangeeft dat je drukt bent, lijkt vandaag de dag het enige, sociaal wenselijke antwoord te zijn op die ene vraag die bij aanvang van een meeting het ijs moet breken.
Het is een fascinerend gegeven dat we direct met druk zijn op de proppen komen. De norm lijkt dus dat we druk (moeten) zijn óf voelen. We kunnen haast geen ander antwoord meer geven, want wat gebeurt er als je zegt dat je niet druk bent? Hoe zou je collega dan reageren? Je hebt de zaakjes keurig op orde en hebt een overzichtelijke agenda, maar ogenschijnlijk bekruipt bij je collega het gevoel – en misschien ook wel bij jezelf – dat je uit je neus loopt te eten. En dat kan natuurlijk niet.
Als je hierover nadenkt, ontdek je een bizarre paradox in de huidige manier van denken. Druk zijn is koel. Niet druk zijn is dat niet. Als je de boel prima op de rit hebt, val je eigenlijk buiten de boot. Tijdsgebrek is ten diepste onwenselijk voor ons mensen, maar tóch wedijveren we met elkaar wie het drukste is. Hoe drukker je bent of oogt, hoe belangrijker je lijkt te zijn.
We moeten dus van alles van onszelf, want anders horen we er niet bij. Het gaat zelfs zo ver, dat we zo langzamerhand status ontlenen aan een uitbundig vertoon van drukte en tijdsdruk. Hoogleraar sociologie Tanja van der Lippe onderschrijft dit. Zij zegt hierover: “Tegenwoordig wordt je status afgemeten aan de hoeveelheid activiteiten die je in je agenda weet te proppen. Een drukke levensstijl, gejaagd zijn en weinig tijd hebben, zijn statussymbolen. Men denkt dat mensen die druk zijn het erg naar hun zin hebben en ‘leven tot de max’. Druk zijn is een ereteken. Mensen die heel druk zijn in hun werk en weinig vrije tijd hebben, moeten wel een betekenisvolle baan hebben, zo denken we.”
In haar boek ‘Waar blijft mijn tijd?’ gaat Van der Lippe nog een stapje verder. Daar beschrijft ze dat druk zijn bepaalt wie we zijn: we halen er ons gevoel van eigenwaarde uit. Sterker nog, het bepaalt onze identiteit.
Een directe lijn valt te trekken naar ons werk. Immers, het eerste wat je op de verjaardag van de buurman aan die vriend van de vader van je overbuurvrouw vertelt wanneer je net ter kennismaking elkaars handen hebt geschud, is welk werk je doet. Je werk is wie je bent. En aangezien onze identiteit op ons werk berust, is het logisch dat we daar veel tijd aan besteden. Laat werk ook de plek zijn waar duidelijke normen gelden: hoe meer me werken, hoe beter het is. Hard werken geeft status, proberen de tijd die aan werk wordt besteed terug te brengen niet.
Hoe kan het dan dat we zoveel tijdsdruk ervaren en ons opgejaagd voelen? Ja, kunnen we concluderen, het is ‘én, én, én’. We begrijpen nu ook waarom: druk zijn is de norm die we met elkaar hebben bedacht. Druk zijn hoort bij het leven. Hard werken en weinig vrije tijd; dat is “leven tot de max”.
Raar is het wel, want als je mensen vraagt wat ze het liefste doen, is dat eigen invulling geven aan je (vrije) tijd of tijd doorbrengen met familie en vrienden. We voelen dat dit is waar het om gaat. We kijken uit naar het weekend, wanneer we met de krant erbij uitgebreid ontbijten en ’s avonds met ons gezin of onze vrienden eten. Daar genieten we van. Maar ja, omdat onze identiteit op ons werk berust, begrijpen we goed dat we daar veel tijd aan moeten besteden.
Het lijkt erop dat we er in de coronatijd nog een schepje bovenop hebben gedaan. We moeten immers te allen tijden iets om handen hebben, dus pakken we maar zoveel mogelijk op. Denk hier bijvoorbeeld aan zaken als een nieuwe taal leren of nóg een extra bestuursfunctie oppakken. “Omdat we in Nederland zo druk bezig zijn met allerlei verschillende dingen, besteden we noodgedwongen aan elke afzonderlijke activiteit minder tijd. We sporten ‘even’, gamen ‘even’ en kijken ‘even’ televisie. Daarom worden we wat onze vrijetijdsbesteding betreft ook wel ‘omnivoren’ genoemd”, aldus Van der Lippe. Onze waarde wordt immers afgemeten aan onze productiviteit, denken we.
Laten we het niet uit de hand lopen? Als we constant zo druk zijn met de dingen die ogenschijnlijk belangrijk zijn, vergeten we om af en toe pas op de plaats te maken en dankbaar te zijn voor hetgeen we hebben. Daarnaast; als je altijd alweer met het volgende moment bezig bent, kan je nooit genieten van het ‘nu’. Zullen we daarom enige pas op de plaats maken? Wat mij betreft wel. Laten we beginnen door niet meer de woorden “ja, druk” in de mond te nemen.