Rondom de ‘Nacht van Kersten’

Politieke ‘Nacht(en)’ van betekenis

10 november 2025: dat betekent dat exact honderd jaar geleden de roemruchte ‘Nacht van Kersten’ plaatsvond. Die naam heeft de vroegere oprichter en politieke voorman van de SGP te danken aan een door hem opgezette motie die de volgende dag leidde tot de val van het eerste kabinet-Colijn. Dit kabinet, gebouwd op de steun van een ‘rechtse’, confessionele meerderheid bestaande uit de Rooms-Katholieke Staatspartij, Antirevolutionaire partij en de Christelijk-Historische Unie (pakweg 55 jaar laten gedrieën samengaand in het huidige CDA) sneefde exact honderd dagen na feitelijke installatie.

Om een ‘Nacht’ op je naam te krijgen, moet er politiek gezien veelal iets roemruchts gebeuren dat niet zonder gevolgen blijft. Belangrijke voorwaarde is dat het geschiedt tijdens de nachtelijke uren, zoals de naam als vanzelfsprekend duidelijk maakt. Zo deed de ‘Nacht van Staal’ in 1917 voor politieke opschudding omtrent het Ministerie van Oorlog zorgen, leidde de ‘Nacht van Schmelzer’ in 1966 tot allerlei verwikkelingen en werd het gezien als het begin van een periode van polarisatie in de Nederlandse politiek en is de ‘Nacht van Rutte’ – “ik heb er geen actieve herinnering aan” – uit 2021 de laatste ‘Nacht’ die in de boeken van de parlementaire geschiedenis is opgetekend.

Afschaffen gezantschap bij het Vaticaan

Terug naar de Nacht van Kersten. Het (tijdelijk) gezantschap bij het Vaticaan was in 1915 wederom door de Tweede Kamer ingesteld, toen Nederland door haar neutraliteit in de Eerste Wereldoorlog in een diplomatiek isolement verkeerde. Dit nadat het eerder ten tijde van Koning Willem I in 1814 was ingesteld en vanuit bezuinigingsoverwegingen in 1871 was afgeschaft. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd deze vanwege diplomatieke redenen weer ingevoerd. Velen dachten dat dit een tijdelijk karakter zou hebben, maar dat bleek na afloop van deze oorlog niet het geval.

Hoewel het Vaticaan geen staat was, oordeelde men dat Nederland door middel van een gezantschap contact kon houden met andere landen. Die waren immers allemaal vertegenwoordigd in Rome. Bovendien speelde de paus een rol als mogelijke vredestichter, zo was de gedachte. Voor Nederlandse protestanten was het instellen van die gezantschap een enorme concessie, en de politici die het in 1915 accepteerden, behielden zich het recht voor van mening te mogen veranderen als het Nederlandse belang bij het gezantschap zou afnemen. Anders gezegd, ze wilden niet dat het gezantschap permanent zou worden.

De aanhouder wint: de ‘Heilige Stoel’ onttroond

Zo was het niet de eerste keer dat er een amendement werd ingediend om de financiering dit gezantschap bij het Vaticaan te schrappen. In de voorgaande jaren waren al meerdere pogingen ondernomen, ook door Kersten zelf. In 1922, het jaar waarin hij voor het eerst als Kamerlid beëdigd werd, ondernam hij al een poging om de zogeheten Heilige Stoel van haar diplomatieke betekenis te onttronen. Voornaamste reden? Door het sturen van een gezant naar het Vaticaan erkende de Nederlandse regering de macht van de paus; niet bepaald een droombeeld voor de volksvertegenwoordigers van protestantse huize.

Ook in de nacht van 10 op 11 november 1925 was het – haast traditiegetrouw – tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken wederom raak. Zoals gewoonlijk stemde de Christelijk-Historische Unie – eveneens niet bekendstaand voor warme gevoelens jegens de Roomsen – voor, net zoals de SDAP veeleer had gedaan. Het verschil werd dit keer gemaakt door de voorstemmen van de vrijzinnig-democraten van voorman Marchant.

Kabinet-Colijn op de klippen

Dat de CHU als coalitiepartner van de Rooms-Katholieke Staatspartij voor stemde, zette de verhoudingen binnen de coalitie (verder) op scherp. Priester-fractievoorzitter Nolens van de RSKP stak zijn emoties niet onder stoelen of banken. Hij klaagde dat – al dan niet onterecht – ‘voor het katholieke volksdeel uiterst grievend antipapisme’ de motivering was voor het amendement. Die dag namens de vier katholieke ministers ontslag en stelde rest van het eerste kabinet-Colijn zijn ministerzetels ter beschikking. Na precies honderd dagen was voormalig petroleumbaas en ARP-coryfee Hendrik Colijn demissionair minister-president.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *